Wat is het verschil tussen 2e en 3e pijlerpensioen?
Bent u werkgever en wilt u pensioen voor uw werknemers regelen? Dan heeft u twee opties: een ‘traditioneel’ bedrijfspensioen in de 2e pijler of een particulier pensioen in de 3e pijler. Maar wat is het verschil tussen die twee?
Pensioen in Nederland
We kunnen ons voorstellen dat uw kennis over het Nederlandse pensioenstelsel wat is weggezakt. Daarom eerst even opfrissen. In Nederland zijn er drie officiële manieren om pensioen op te bouwen. De drie pensioenpijlers, noemen we ze.
1. Uw AOW
2. Bedrijfspensioen
3. Particulier pensioen
Wat biedt Brand New Day aan?
Alle pensioengerelateerde producten bij Brand New Day vallen in de 3e pijler. Als u dus bij ons iets regelt voor uw werknemers, dan bouwen zij pensioen op in de 3e pijler.
Wat zijn de verschillen?
Benieuwd naar de verschillen tussen de 2e en 3e pijler? Het zijn er nogal wat, maar hieronder hebben we de belangrijkste voor u uiteen gezet. En weer dááronder geven we wat meer tekst en uitleg.
2e pijler | 3e pijler | |
---|---|---|
Is het een arbeidsvoorwaarde? | Ja | Nee |
Geldt voor alle werknemers hetzelfde? | Ja, in de basis wel | Nee, maar kan wel |
Moet ik verplicht bijdragen? | Ja | Nee |
Heb ik vaste kosten als werkgever? | Ja | Ja (tenzij u alle kosten bij uw werknemer neerlegt) |
Heb ik fiscaal voordeel als werkgever? | Ja, tot wel 18% van de pensioeninleg | Nee |
Heeft mijn werknemer voordeel? | Ja, pensioenopbouw is belastingvrij | Ja, lijfrente opbouw is belastingvrij |
Wordt pensioen nagelaten aan nabestaanden? | Ja, aan de partner | Ja |
Is er een extra uitkering aan nabestaanden bij overlijden? | Ja | Nee |
Wordt het pensioen voortgezet bij arbeidsongeschiktheid? | Ja | Nee |
Start uitkering | Rond AOW leeftijd | Rond AOW leeftijd |
Duur uitkering | Levenslang | Levenslang of tijdelijk (minimaal 5 jaar) |
Wat als werknemer uit dienst gaat? | Overdracht naar pensioenregeling van nieuwe werkgever is mogelijk, mits deze bestaat en het voordelig is. | Uw werknemer krijgt een ‘gewone’ pensioenrekening-beleggen. Zolang hij of zij jaarruimte heeft, mag er gestort worden. |
Kan een DGA ook deelnemen? | Nee | Ja |
Een collectief pensioen in de 2e pijler is – de naam doet het al vermoeden – voor alle werknemers. Iedere werknemer doet eraan mee, tenzij de werknemer zélf officieel laat weten niet aan de pensioenregeling deel te willen nemen. Als werkgever heeft u hierin geen stem: u moet iedere werknemer dezelfde pensioenregeling aanbieden.
Een pensioen aanbieden in de 3e pijler is niet verplicht en u bepaalt zelf of alle werknemers deelnemen. U kunt er dus ook voor kiezen om sommige werknemers wél een pensioenrekening aan te bieden en andere niet. Op die manier kunt u bijvoorbeeld onderscheid maken tussen fulltimers, parttimers of studenten.
Als u een pensioen in de 2e pijler regelt, bent u verplicht een bijdrage te doen. U legt officieel vast hoe hoog die bijdrage is. U spreekt bijvoorbeeld af dat u per werknemer 5% van het pensioengevend salaris bijdraagt. Bovendien kunt u ervoor kiezen om de bijdrage te ‘staffelen’: in dat geval spreekt u af dat u voor oudere werknemers meer inlegt dan voor jongere werknemers.
In de 3e pijler bent u helemaal vrij om (wel of niet) een bijdrage te doen. U bepaalt dus helemaal zelf of u een bijdrage doet aan een werknemer en hoe hoog die bijdrage is. Bovendien kunt u hierin een onderscheid maken tussen werknemers (de ene persoon krijgt bijvoorbeeld wel een bijdrage, de andere niet).
Uw maximale bijdrage voor een werknemer legt u in het geval van een pensioen in de 2e pijler contractueel vast. Er zijn eventueel mogelijkheden voor uw werknemer om zelf extra geld in te leggen vanuit het bruto inkomen.
Als uw werknemer aanvullend pensioen in de 3e pijler opbouwt, mag hij of zij nooit meer inleggen dan de jaarruimte. Uw bijdrage (in de vorm van extra salaris) en die van uw werknemer mogen gezamenlijk dus nooit boven de jaarruimte uitkomen. Belegt of spaart uw werknemer zelf al (elders) voor zijn of haar pensioen in de 3e pijler dan telt die inleg ook mee voor de jaarruimte.
Iedere bijdrage die u bij een regeling in de 2e pijler doet, is afkomstig vanuit het brutoloon. Daarmee is pensioen opbouwen voordelig: uw werknemer hoeft namelijk geen inkomstenbelasting te betalen over de pensioenopbouw.
Bij een aanvullend pensioen in de 3e pijler werkt dat voordeel precies andersom. Iedere storting is namelijk afkomstig uit het nettoloon. De betaalde inkomstenbelasting kan later door de werknemer weer teruggevraagd worden bij de Belastingdienst. Daarmee wordt de inleg op zo’n aanvullende pensioenrekening alsnog bruto gemaakt.
Als u een pensioen in de 2e pijler afsluit, kunt u ervoor kiezen om óók bepaalde verzekeringen in die regeling op te nemen. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering of nabestaandenverzekering, bijvoorbeeld. Dat geeft uw werknemers meer zekerheid. Als werkgever betaalt u doorgaans wel extra voor die verzekeringen.
In de 3e pijler bestaat die mogelijkheid niet. Uw werknemer moet zulke verzekeringen, indien gewenst, zelf regelen. Zo’n aanvullend pensioenpotje biedt wat dat betreft minder zekerheid voor uw werknemer.
U moet er niet aan denken, nee. Maar áls er iets ergs gebeurt, dan is het wel fijn om te weten dat de boel goed geregeld is.
Als u een regeling in de 2e pijler heeft getroffen en uw werknemer overlijdt, komt het opgebouwde pensioengeld in principe toe aan de pensioenuitvoerder. Tenzij u als werkgever ook een nabestaandenverzekering in de regeling heeft laten opnemen; in dat geval hebben de nabestaanden recht op een nabestaandenpensioen.
Als uw werknemer aanvullend pensioen in de 3e pijler opbouwt, komt het opgebouwde pensioenpotje bij overlijden standaard toe aan de nabestaande(n).
Bij een pensioen in de 2e pijler is de start van de pensioenuitkering meestal vastgelegd. Vaak ligt deze start rond (het jaar van) het bereiken van de AOW leeftijd. In sommige gevallen is het voor uw werknemer mogelijk om hiervan af te wijken.
De duur van de uitkering is bij een pensioen in de 2e pijler altijd levenslang. De hoogte van de uitkering staat dus vast op het moment dat uw werknemer met pensioen gaat. Soms heeft een werknemer de mogelijkheid om in de eerste jaren een hogere (en later dus een lagere) uitkering te ontvangen.
Bij aanvullend pensioen in de 3e pijler bepaalt uw werknemer zelf wanneer de uitkering ingaat. Dat kan (onder bepaalde voorwaarden) vanaf 10 jaar vóór de AOW leeftijd, maar kan ook tot 5 jaar ná het bereiken van de AOW-leeftijd.
De duur van de uitkering bepaalt de werknemer zelf. Hij of zij kan kiezen voor een uitkering van 5 jaar, maar kan het bedrag ook in (maximaal) 30 jaar laten uitkeren. Een levenslange uitkering (dus tot overlijden) is ook mogelijk. Uw werknemer moet de uitkering dan bij een verzekeraar laten ingaan.