Waarom er met (uw) pensioen belegd wordt – en waarom dat maar goed is ook

Header goud

Waarom er met uw pensioen belegd wordt - en waarom dat maar goed is ook

Waarom er met (uw) pensioen belegd wordt – en waarom dat maar goed is ook

Bouwt u via uw werkgever pensioen op? Dan wordt dat geld belegd. Heel veel mensen denken dat dat eng is en slecht voor het pensioenpotje, maar da’s niet waar. We leggen u uit waarom.

Waarom beleggen en niet sparen?

Beleggen bracht in het verleden op de lange termijn vrijwel altijd een hoger rendement op dan sparen. Bovendien kunnen lage spaarrentes er – in combinatie met inflatie – voor zorgen dat uw spaargeld minder waard wordt. U ziet hieronder wat daarvan het effect is.

Wat doet inflatie met uw spaargeld?

Wat doet inflatie met uw spaargeld?

De reële waardedaling in 15 jaar van €10.000 op een spaarrekening met 0% rente, in situaties van een inflatiepercentage van 2% per jaar, 3% per jaar of 4% per jaar.

U ziet: bij een normale inflatie en lage spaarrente, wordt dat spaargeld alleen maar minder waard.. Dat weten pensioenfondsen ook. Als u spaart met uw pensioengeld, dat levert dat u waarschijnlijk een (veel) lagere uitkering op dan wanneer u belegt.

Beleggen? Da’s toch heel risicovol?

Beleggen is inderdaad nooit zonder risico. Maar beleggen is vooral heel spannend als u nu geld inlegt om volgend jaar een nieuwe auto te kopen. Dan is de kans namelijk best aanwezig dat uw beleggingen nét in dat jaar dalen en u minder auto voor uw geld kunt kopen.

De onderstaande grafiek laat dat mooi zien. Hieronder ziet u alle periodes van een jaar tijd sinds 1928. En u ziet ook welk rendement er in die jaren werd behaald. U ziet dat heel wat jaren met een goed rendement tussen zitten, maar óók flink wat jaren waarin het rendement ronduit slecht was.

Sparen of beleggen tijdens periodes van 1 jaar

Dat is vervelend als u nét in dat jaar wilde beleggen en daarvoor maar 1 jaar de tijd had. Maar had u langer de tijd? Dan was zo’n daling in een jaar tijd schrikken geweest, maar niet funest voor uw rendement.

Kijk maar eens naar dezelfde grafiek, maar dan voor alle periodes van 20 jaar sinds 1928. U ziet: beleggen bracht toen altijd een positief rendement op en vrijwel altijd meer dan sparen. En ja: die slechte jaren van hierboven zaten daar óók tussen. Maar die werden goedgemaakt door de goede jaren.

Sparen of beleggen tijdens periodes van 20 jaar

De rendementen van pensioenfondsen

Dat ziet u ook als u de rendementen van 3 Nederlandse pensioenfondsen (ABP, PZ&W en PMT) vanaf 2008 bekijkt. In 2008 haalden sommige van die pensioenfondsen zelfs een rendement van -20% (!). Dat klinkt rampzalig.

  Pensioenfonds Z&W ABP PMT
2008 -20,5% -20,2% -20,7%
2009 17,6% 20,2% 15,1%
2010 12,6% 13,5% 11,6
2011 8,4% 3,3% 6,9%
2012 13,4% 13,7% 12,6%
2013 3,7% 6,2% 1,0%
2014 15,5% 14,5% 20,6%
2015 -0,1% 2,7% 2,3%
2016 12,0% 9,5% 11,0%
2017 5,1% 7,6% 4,1%
2018 -0,4% -2,3% 0,2%
2019 18,8% 16,8% 18,4%
2020 5,6% 6,6% 10,6%

De rendementen van drie van de grootste pensioenfondsen van Nederland. Cijfers afkomstig van het ABP, Pensioenfonds Metaal en Techniek en Pensioenfonds Zorg en Welzijn.

Maar we zeiden het al: beleggen doet u altijd voor de lange termijn. En de rendementen op de lange termijn zijn doorgaans goed. Ondanks een aantal slechte jaren, zoals in 2008 – tijdens de kredietcrisis – en in 2018.

Hoe behalen pensioenfondsen dat rendement?

Die pensioenfondsen staan onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank. En dat is fijn voor degenen waarvoor belegd wordt, want dat geld mag daarom niet zomaar belegd worden in Costa Ricaans Teakhout, louche cryptomunten of andere obscure beleggingen.

Die pensioenfondsen beleggen bovendien altijd in een mix van beleggingen. Dus beleggingen met meer risico en een hoger verwacht rendement (denk aan aandelen) en beleggingen met minder risico’s en een lager verwacht rendement (denk aan obligaties). De beleggingen worden dus gespreid over verschillende beleggingscategorieën, verschillende sectoren en verschillende werelddelen en landen. Dat verlaagt het risico van beleggen.

Waarom dan alsnog die ophef?

Pensioenfondsen staan al heel wat jaren onder druk. En vaak denken mensen dat dat door tegenvallende beleggingsrendementen komt, maar dat is niet zo. Die ophef is er namelijk juist óndanks de goede beleggingsrendementen. En dánkzij de lage spaarrentes.

Dat heeft te maken met de dekkingsgraad. Die dekkingsgraad is een percentage waarmee wordt bepaald of pensioenfondsen aan hun toekomstige verplichtingen kunnen doen. Dus: heeft een pensioenfonds nu genoeg geld in huis om over 20 jaar de pensioenen uit te betalen?

Hoe wordt de dekkingsgraad berekend?

Waarschijnlijk heeft u weleens eerder van die dekkingsgraad gehoord, maar mogelijk ging het uw ene oor in en het andere weer uit. Snappen we helemaal: pensioen is nu eenmaal niet zo spannend. Maar goed, de dekkingsgraad dus. Die hangt af van:

-Al het geld dat een pensioenfonds momenteel in zak heeft
-Al het geld dat een pensioenfonds over 20 jaar moet uitbetalen
-De rekenrente

Die rekenrente is belangrijk. Dat is het rendement dat volgens de Nederlandsche Bank gemaakt wordt op de beleggingen van pensioenfondsen. En daar zit nu juist een probleem: die rekenrente hangt namelijk sterk samen met de marktrente –  het rendement dat pensioenfondsen maken op beleggingen met een zeer laag risico – zoals leningen met een vaste looptijd.

En die rente op veilige leningen is niet bijster hoog. Dat ziet u ook hierboven. In 2022 was de rente op een lening met een looptijd van 1 jaar bijvoorbeeld nog negatief. Dit was dus niet het daadwerkelijk behaalde rendement van beleggingen – hierboven zag u al dat dat doorgaans hoger is – maar het rendement waarmee pensioenfondsen de dekkingsgraad moeten berekenen.

Hoe berekenen pensioenfondsen die dekkingsgraad?

Stel: een pensioenfonds heeft momenteel €80 in kas, moet over 20 jaar €100 aan pensioen uitkeren en de rekenrente is 0,1%. Dan kijken we eerst naar hoeveel geld er nu in kas is én hoeveel rendement dat pensioenfonds daarmee (dus met de rekenrente) over 20 jaar kan behalen:

€80 X 1,00120  = €81,61

Vervolgens delen we dat bedrag door alle uitkeringen die over 20 jaar betaald moeten worden (€100). Het percentage dat daar uitkomt is de dekkingsgraad: in dit geval dus 81,61%.

Dat is niet genoeg: de dekkingsgraad moet namelijk minimaal 100% zijn om aan de verplichtingen te voldoen. En de Nederlandsche Bank vindt eigenlijk zelfs dat de dekkingsgraad 104,4% moet zijn, zodat zo’n pensioenfonds genoeg geld in huis heeft bij een financiële tegenvaller.

Maar als u de rekenrente van 0,1% vergelijkt met de beleggingsrendementen hierboven, dan klopt er iets niet. De daadwerkelijke rendementen zijn namelijk structureel hoger dan de rekenrente. En tóch moeten pensioenfondsen hun dekkingsgraad berekenen met de – momenteel extreem lage – rekenrente.

Dat geeft dus een vertekenend beeld. Want als pensioenfondsen bijvoorbeeld zouden mogen rekenen met een redelijk ‘veilig’ beleggingsrendement van 2% per jaar, dan verandert er heel wat voor de dekkingsgraad:

€80 X 1,0220 = €118,88

Omdat de toekomstige verplichtingen €100 zijn, is de dekkingsgraad 118%. Meer dan genoeg om de beoogde standaard te voldoen. Het enige verschil: een realistischer rendement dan de huidige rekenrente.

Pensioenen korten

Een dalende dekkingsgraad is dus een direct gevolg van de lage spaarrentes. En – de goede beleggingsrendementen ten spijt – zo’n pensioenfonds moet toch echt voldoen aan die dekkingsgraad. Als die dekkingsgraad dus onder de verplichte norm dreigt te zakken, dan zijn er twee manieren om dat te compenseren:

  • Werkgevers en werknemers meer laten betalen, zodat het pensioenfonds meer geld in kas krijgt
  • De pensioenuitkeringen verlagen, zodat de verplichtingen over 20 jaar lager worden.

U begrijpt nu: de ophef over de hoogte van pensioenen heeft alles te maken met de lage spaarrente. En die ophef is er ondanks – en dus niet dankzij – de beleggingsrendementen van pensioenfondsen. Die waren namelijk prima, zoals u hierboven zag.

Indexeren

En da’s nog niet het grootste probleem. De inflatie is de laatste jaren torenhoog en producten en diensten zijn de laatste jaren flink duurder geworden. We kunnen dus met z’n allen steeds minder kopen van ons (pensioen)geld.

Om dat tegen te gaan, moeten pensioenen geïndexeerd worden. De pensioenuitkeringen worden dan verhoogd, zodat mensen geen (te groot) nadeel ondervinden van die inflatie. Maar als de dekkingsgraad van een pensioenfonds niet hoog genoeg is, mag er ook niet geïndexeerd worden. Het ABP – het grootste pensioenfonds van Nederland – heeft daarom sinds 2010 al niet meer kunnen indexeren.

Inflatie versus indexatie

Indexatie vs inflatie

De indexatie van het ABP afgezet tegen de inflatie in Nederland, van 2010 t/m 2021. Cijfers afkomstig van ABP en inflation.eu.

En dat terwijl er sindsdien wél ieder jaar sprake was van inflatie. En zolang er wel sprake is van inflatie, maar niet van indexatie, daalt dus de koopkracht van het pensioengeld. Alle mooie beleggingsrendementen ten spijt.

Wat heeft Brand New Day met dit alles te maken?

Vrij weinig, gelukkig. Bij Brand New Day bieden we alleen persoonlijke pensioenrekeningen aan. Met zo’n persoonlijk pensioenpotje bent u helemaal zelf verantwoordelijk voor uw eigen pensioenopbouw. Niemand die uw pensioen komt korten.

Maar er zijn nog steeds heel veel mensen die (vaak onterecht) huiverig zijn om te gaan beleggen. Juist omdat ze horen dat beleggende pensioenfondsen misschien moeten gaan korten in hun pensioenuitkeringen. Maar dat is dus niet helemaal terecht. Die ophef is er namelijk ondanks de beleggingsrendementen, en zeker niet dankzij.

De risico’s van beleggen

Risicoloos beleggen bestaat natuurlijk niet en u kunt een deel van uw inleg verliezen. Lees meer over de risico’s en hoe u die kunt beperken.

Scroll naar boven